PvdA-congres stelt integratieresolutie vast


Verdeeld verleden, gedeelde toekomst

Resolutie Integratie

Partijbestuur van de Partij van de Arbeid

Vastgesteld op het Congres van de PvdA op 14 maart 2009 te Utrecht

Ten geleide

De toekomst van ons integratiebeleid heeft de gemoederen in de partij behoorlijk bezig gehouden sinds het verschijnen van de conceptversie “Verdeeld verleden, gedeelde toekomst”. Er is gesproken over de inhoud, de toon en over het “waarom” van de resolutie. Daarom deze ten geleide. Een verantwoording van het Partijbestuur over waarom zij het noodzakelijk vond een resolutie over integratie voor te leggen aan het Congres. Een verantwoording ook voor de gekozen invalshoek.

Het Partijbestuur trad in oktober 2007 aan met een stevige opdracht. Na de verkiezingsnederlaag van 2006 was een commissie in het leven geroepen om een analyse te maken van de achtergronden van die nederlaag. ‘De scherven opgeveegd’, zo luidde de titel van het rapport van deze commissie onder leiding van Ruud Vreeman. Vele scherven waren veroorzaakt door de gebrekkige organisatie van de verkiezingscampagne en onze vereniging, maar ook de inhoudelijke koers was onvoldoende uitgekristalliseerd. De koers van onze partij was niet voldoende krachtig, eenduidig actueel en herkenbaar onder andere op het gebied van het integratievraagstuk, aldus de commissie.

Het was overigens niet voor het eerst dat die conclusie werd getrokken. Want hoewel de Partij van de Arbeid als partij van emancipatie en van verheffing van oudsher veel nieuwe Nederlanders in haar gelederen herbergt en tevens bestuurlijk verantwoordelijkheid neemt, was de PvdA weinig leidend; terwijl er juist behoefte was aan een herkenbaar sociaal democratisch geluid. Dat heeft veel te maken met het interne debat in onze partij. Een aanscherping van onze visie op integratie leidt onvermijdelijk tot een fel debat in onze gelederen. Immers, de Partij van de Arbeid verbindt van oudsher partijgenoten met verschillende levensbeschouwingen en geloofsovertuigingen, hoger opgeleiden en lager opgeleiden, vrijzinnig progressieven en sociaal bewogen leden met een behoudender inslag. Ook verbindt de Partij van de Arbeid verschillende belangen als voorvechter van zowel internationale solidariteit als van de nationaal georganiseerde solidariteit van onze verzorgingsstaat. Het is dus logisch dat in tijden van ingrijpende veranderingen, in tijden van grootscheepse migratie, globalisering en individualisering het debat scherp en heftig wordt gevoerd in de Partij van de Arbeid. Juist in de Partij van de Arbeid. Omdat het een debat is dat alleen kan ontbranden in een brede linkse volkspartij als de onze. De PvdA is de spiegel die Nederland zichzelf voorhoudt.

Hoe groter de noodzaak om bruggen te slaan, hoe groter de noodzaak van sociale cohesie, hoe heftiger het debat in partij en samenleving, zo lijkt het wel. Nadat onder meer Paul Scheffer vanaf de tweede helft van de jaren negentig het integratievraagstuk op de politieke agenda plaatste, en nadat in 2001 het debat verder politiseerde brak het discours in alle hevigheid los. De aanslagen van 11 september 2001, de moord op Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh  brachten aan het licht hoe kwetsbaar het samenleven in Nederland was. Te veel oude Nederlanders en te veel nieuwe Nederlanders hadden met de rug naar elkaar toe geleefd. De schok van ‘9/11’ werd over de hele wereld en dus ook in Nederland, heftig gevoeld. En die schok wreekte zich hier onder meer in wantrouwen tussen oude en nieuwe Nederlanders.  De veenbrand in de oude wijken -de nieuwe sociale kwestie, het integratievraagstuk- kreeg een hernieuwde urgentie.

Dat concludeerde ook de commissie onder leiding van Margreeth de Boer die in het rapport ‘De kaasstolp aan diggelen’ de voor de Partij van de Arbeid dramatisch verlopen verkiezingen van 2002 analyseerde. Integratie was een splijtzwam in de partij gebleken, aldus het rapport. De Partij van de Arbeid was er niet in geslaagd nieuwe Nederlanders en hen die hier al langer woonden tegelijkertijd op geloofwaardige wijze te vertegenwoordigen. Zij had het vraagstuk en ‘de opstand van de behoudende massa tegen de complexe, multiculturele samenleving’ onvoldoende onderkend’.

Dat moest dus anders. Onder het voorzitterschap van Ruud Koole en onder het politiek leiderschap van Wouter Bos werd in de periode daarna een organisatorische en inhoudelijke vernieuwingsagenda opgesteld.

Schelto Patijn werd voorzitter van een commissie die het integratiebeleid van onze partij tegen het licht ging houden. In 2004 bracht Patijn zijn bevindingen uit in ‘Integratie en immigratie: aan het werk!’ Het rapport werd in onze partij met instemming begroet. En terecht. Het rapport schetst de problemen en de uitdagingen waar oude en nieuwe Nederlanders samen voor staan. Het schetst de, overigens onverminderde, noodzaak van wederkerigheid en lotsverbondenheid die onontbeerlijk is voor het samenleven. En het rapport markeert nadrukkelijk het voortdurende belang van de strijd tegen discriminatie en racisme.

Toch vonden we, in navolging van de conclusies van de commissie Vreeman, dat het debat opnieuw gevoerd moest worden. Vijf jaar na Patijn is er behoefte aan verheldering van de positie van de PvdA.

Het CBS rapporteerde onlangs dat het met veel Nederlanders met een geschiedenis in een ander land goed gaat – gelukkig. Partijgenoten als Ahmed Aboutaleb, Nebahat Albayrak, Khadija Arib, Hamit Karakus, Fatima Elatik, Hannah Belliot en Ahmed Marcouch zijn daarvan aansprekende voorbeelden. Maar we zijn nog lang niet klaar. Omdat er sprake is van te veel wantrouwen en onbehagen. Omdat oververtegenwoordiging in criminaliteit, overlast, uitkeringen en schoolverlaten van sommige groepen nieuwe Nederlanders dat wantrouwen heeft vergroot. Omdat progressieve waarden als de gelijkheid van man en vrouw, van homo en hetero, van vrijheid van meningsuiting soms botsen met elementen van tradities, culturen en religies die nieuwkomers meebrengen. Omdat het vertrouwen in een gedeelde toekomst is geschaad door radicalisering en (de dreiging van) internationaal terrorisme aan de ene kant, en islamofobie en de heilloze weg naar verdeeldheid aan de andere kant. Een weg naar verdeeldheid die mede is ingeslagen door rechtse politici die er een handje van hebben grondrechten alleen voor zichzelf te verdedigen. Politici die onbegrensde vrijheid van meningsuiting voor zichzelf opeisen maar daarentegen niet het recht van anderen verdedigen om te geloven wat ze willen, om in gelijke gevallen gelijk behandeld te worden of om gevrijwaard te blijven van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie.

En we voeren het debat óók omdat de vraag hoe om te gaan met deze maatschappelijke realiteit in onze eigen gelederen niet zelden verdeeldheid oproept. Dat is het trotse lot van een echte volkspartij. En dan hebben we het niet alleen over hoe om te gaan met probleemjongeren, met islamitische scholen en met gescheiden inburgeringcursussen. Of over hoe we diversiteit op de werkvloer en dialoog in de samenleving bevorderen. Of over de vraag of álle mannen álle vrouwen een hand moeten geven. Nee, veel van het partijdebat is ook terug te voeren op de behoefte om in één adem steeds de twee kanten van de medaille te benoemen. En de voortdurende angst het een boven het andere te stellen. Hierdoor ontstaat een schijnbare tegenstelling in bewoording en balans die eigenlijk geen tegenstelling is – en die we ook niet moeten willen. Een tegenstelling over het benoemen van successen óf problemen. Een keuze tussen het benoemen van kansarmoede, segregatie, schooluitval, probleemjongeren óf het benoemen van succesvol ondernemerschap, de meerwaarde van diversiteit, de doorbraak van nieuwe Nederlanders in het hoger onderwijs, de politiek en het Nederlands elftal.

Het gaat ons nu nadrukkelijk om onze ambitie van een gedeelde toekomst, van eerlijke en gelijke kansen voor ieder kind. Solidariteit met hen die niet kunnen loopt spaak als we bestaande problemen niet onder ogen zien. Door te erkennen wat er goed gaat én wat er fout gaat. Omdat het tolereren en respecteren van een veelheid aan religies, culturen en levensstijlen alleen kan bestaan als we opkomen voor principes en waarden die ons dierbaar zijn.

Vandaar deze resolutie. Een resolutie die tot stand gekomen is door te luisteren naar de geluiden uit de afdelingen en naar de problemen waar onze lokale en landelijke bestuurders mee te maken hebben. Een resolutie die tot stand is gekomen door te luisteren naar die oude dame die al meer dan veertig jaar in een portiekflat in Amsterdam woont, en die zich verloren voelt in haar eigen buurt waar de gordijnen altijd gesloten zijn en waar de buren haar taal niet meer spreken. Een resolutie die tot stand is gekomen door te luisteren naar die Turks-Nederlandse advocate die zich vanzelfsprekend thuis voelde in Nederland totdat ze plots werd gezien als buitenlander die de taal niet beheerst en haar kinderen niet goed opvoedt. Een resolutie die tot stand is gekomen dankzij al uw waardevolle amendementen en dankzij de scherpe bijdragen van al die partijleden op al die bijeenkomsten in het land.

In Verdeeld verleden, gedeelde toekomst doen we recht aan de successen én de problemen die integratie en het samenleven met zich meebrengen. En ja, het is waar dat we soms meer oog hebben voor problemen dan voor wat er allemaal wel goed gaat. Omdat dit inherent is aan politiek die oplossingen wil bieden voor bestaande problemen, aan politiek die lotsverbondenheid en sociale cohesie wil bewerkstelligen, aan politiek die solidariteit, emancipatie en verheffing hoog in het vaandel heeft staan.

Onze politiek.

Namens het Partijbestuur,

Lilianne Ploumen,

Partijvoorzitter

1.         Dit is wat wij willen

Dit is wat wij willen.

Een land waar iedereen zich thuis voelt, ongeacht waar zijn of haar wieg ooit stond.

Een land waar ieders talenten tot hun recht komen, waar geen glazen plafonds bestaan op basis van achternaam, sekse, geloof of etnische achtergrond.

Een land zonder vrees, waar in alle steden joden keppeltjes kunnen dragen, moslima’s uit eigen vrije wil een hoofddoek kunnen dragen en homo’s en lesbo’s openlijk hand in hand over straat kunnen. Een land waar ieder binnen de grenzen van de wet vrij zijn mening mag geven, waar zowel religie als religiekritiek getolereerd wordt, waar verworven vrijheden compromisloos verdedigd worden, waar artiesten en cabaretiers zonder vrees hun grappen mogen maken en waar politici de grenzen van het debat mogen zoeken en zonder beveiliging door het leven kunnen.

Een land waar loyaliteit niet wordt afgemeten aan het aantal paspoorten dat iemand heeft maar aan de mate waarin iemand mee wil doen aan het bouwen van een gezamenlijke toekomst; een land waar we van alle burgers een positieve keuze voor Nederland vragen zonder dat dit hoeft te betekenen dat mensen hun eigen persoonlijke geschiedenis verloochenen.

Een land waar autochtoon en allochtoon niet vanuit een verdeeld verleden langs elkaar heen leven, wonen, sporten en werken maar vanuit kennis en begrip van elkaars achtergronden samen werken aan onverdeelde buurten en een gedeelde toekomst.

Maar vooral ook een land waar we niet meer spreken van allochtonen en autochtonen maar alleen nog maar van burgers. Burgers die trots zijn op hun land. Een land waar iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld wordt. Een land waar iedereen binnen de grenzen van de wet mag geloven wat hij of zij wil, mag zeggen wat hij of zij wil, mag zijn wie hij of zij wil zijn; met of zonder God. Een land waar we elkaar respecteren, waar we naar elkaar omkijken en waar we ons verbonden voelen met elkaar en onze gedeelde toekomst.

Een land waarvan alle burgers zeggen:”Dit is ons land. En samen zijn wij dit land.”

2.         Een veranderend Nederland in een veranderende wereld

De afgelopen decennia hebben veel nieuwe Nederlanders zich hier permanent gevestigd. Dat is op zichzelf niets nieuws. Nederland is van oudsher een immigratieland. De Nederlandse geschiedenis wordt gekenmerkt door een voortdurende in- en uitstroom van mensen. Zij hebben ons land zoals het nu is samen vormgegeven. In de naoorlogse periode kwam er een versnelling in de verandering van onze bevolkingssamenstelling. Met de onafhankelijkheid van voormalige koloniën en later de ontstane vraag naar gastarbeiders in de zestiger en zeventiger jaren kwamen veel toekomstige nieuwe Nederlanders in ons land wonen. Nederland is daarmee blijvend veranderd en zal ook in de toekomst blijven veranderen. In 2050 heeft een derde van onze inwoners hun geschiedenis in een ander land – zelf, via ouders of grootouders. In een stad als Amsterdam is dat nu al gewoon. Onze bevolking wordt mede daardoor steeds diverser. We verschillen steeds meer van elkaar, niet alleen qua herkomst en afkomst maar ook in levensstijl.

Een dergelijke grote en relatief snelle verandering brengt successen en problemen met zich mee. Veel nieuwkomers en hun kinderen vinden prima de weg in Nederland. Jongeren draaien gewoon mee op school, stromen door naar een vervolgopleiding en vinden passend werk. Ze verwerven een eigen plek in de samenleving, maken eigen keuzes. Huwelijken zijn steeds vaker het resultaat van vrije partnerkeuze. Veel voetballers in het nationale elftal en aansprekende politici in stad en land hebben een achtergrond in een ander land dan Nederland. De toegenomen diversiteit heeft een impuls gegeven aan ondernemerschap en terugkerende gemeenschapszin in een samenleving die de afgelopen decennia meer en meer individualiseerde

Maar er is ook het nodige dat niet goed gaat. Nieuwe Nederlanders en hun kinderen vallen vaker uit op school dan gemiddeld, ze zijn vaker werkloos, afhankelijk van een uitkering en slachtoffer van geweld achter de voordeur. Er is helaas ook sprake van oververtegenwoordiging in criminaliteit en overlast van bepaalde groepen. Ook worden verworvenheden als de gelijkheid van man en vrouw en van homo en hetero niet door alle nieuwe Nederlanders gedeeld –  zoals dat overigens ook geldt voor sommige oorspronkelijke Nederlanders.

In heel Europa worstelen samenlevingen met deze veranderingen. Die zijn niet typisch Nederlands, en ook niet typisch iets voor deze tijd. Of het nu gaat om de migratiestromen naar de Verenigde Staten uit het begin van de vorige eeuw of om de komst naar een land als Frankrijk van inwoners uit voormalige koloniën, integratie gaat niet vanzelf. Bouwen aan een gemeenschappelijke toekomst is lastig en gaat gepaard met gevoelens van verlies en onbehagen.

Die gevoelens van verlies en onbehagen bestaan ook in Nederland. Niet alleen bij bewoners van de volkswijken van onze steden, maar breed in de samenleving. Wijken gebouwd voor arbeiders en de middenklasse zijn migrantenwijken geworden. Veel nieuwe Nederlanders zijn immers ook als arbeiders het land binnengekomen. Bekende sociale patronen zijn verdwenen. Gedeelde omgangsvormen zijn niet langer vanzelfsprekend. De voortdurende instroom van nieuwe buurtbewoners vergt veel van bewoners en ook van de school, de huisarts en de wijkagent. Maar ook op plekken in ons land waar ogenschijnlijk niets is veranderd, ervaren mensen gevoelens van onbehagen. Nederland verandert, niet iedereen voelt zich daarbij betrokken. Sommige mensen ervaren de veranderingen als opgedrongen – en dat is een akelig gevoel als het gaat over het land waar je geboren en getogen bent, en dat jij, je ouders en hun ouders daarvoor, mee hebben opgebouwd.

Ook veel nieuwkomers ervaren verlies en onbehagen. Het verlaten van je moederland, ook al is dat een eigen keuze, heeft grote gevolgen. Die worden vaak onderschat. Weggaan gaat gepaard met heimwee naar een vertrouwd verleden. Het is niet eenvoudig om een nieuw thuis in Nederland te vinden. De taal is moeilijk en contacten met mensen die hier altijd al woonden zijn vaak beperkt. Veel nieuwkomers vinden weinig houvast in de samenleving. Daarom houden mensen soms vast aan de eigen – oude en vertrouwde-  tradities en gewoonten en staat men minder open om nieuwe tradities en gewoonten van het nieuwe land over te nemen. Vaak doen mensen dat uit angst hun kinderen kwijt te raken aan een land met een cultuur die ze zelf niet begrijpen. Ook al hebben vele nieuwkomers meegewerkt aan de opbouw van Nederland, nieuwe Nederlanders hebben vaak het gevoel er nooit helemaal bij te horen. En dat terwijl de volgende generatie in veel gevallen al volop deel uitmaakt van die nieuwe cultuur.

Lange tijd hebben oorspronkelijke Nederlanders en nieuwe Nederlanders langs elkaar heen geleefd. Integratie was een zaak van tolerantie en uiteindelijk zou het dan allemaal vanzelf wel goed komen. In de praktijk betekende die tolerantie vooral wegkijken bij problemen. Ondanks de inzet van velen om zich met elkaar te verbinden, om vorm te geven aan het samenleven  Overheid, werkgevers en burgers onderling hebben verzuimd goede omstandigheden te creëren voor een goede integratie in een nieuw Nederland. Zo luidde in 2004 ook de conclusie van de parlementaire onderzoekscommissie-Blok naar de successen en het falen van het integratiebeleid. Gevoelens van verlies en onbehagen werden weggestopt en men stond onvoldoende open voor elkaars cultuur.

En, eerlijk is eerlijk, die gevoelens werden ook niet voldoende erkend door de overheid en de politiek inclusief de Partij van de Arbeid. Lastige kwesties en de problemen van de multiculturele samenleving werden te vaak onbenoemd gelaten uit angst te discrimineren. Pas toen mensen die gevoelens uitschreeuwden werd er geluisterd – pas toen onder meer Paul Scheffer en Pim Fortuyn ieder op hun eigen wijze de onvrede een stem gaven, kwam het conflict waar veel mensen elke dag mee te maken hadden, nadrukkelijk op de politieke agenda. Dit alles werd versterkt door de schok van de aanslagen van 11 september. Een schok die zich wreekte in toenemend wantrouwen tussen oude en nieuwe Nederlanders.

De fase van het vermijden is nu definitief voorbij. Dat brengt conflicten met zich mee. Er is steeds minder geduld met Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse rotjochies die zich niet kunnen gedragen. Ook is er steeds minder tolerantie tegenover haatzaaiende geestelijken die met een beroep op de vrijheid van godsdienst, zelf onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden prediken. Hetzelfde geldt voor  opiniemakers en politici die onbegrensde vrijheid van meningsuiting voor zichzelf opeisen maar daarentegen niet het recht van anderen verdedigen om te geloven wat ze willen, om in gelijke gevallen gelijk behandeld te worden of om gevrijwaard te blijven van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie. Soms ook slaat het debat door als reactie op een teveel aan onverschilligheid en ontkenning in het recente verleden. Wantrouwen en achterdocht slijten in, ook in onze partij. Wie wijst op problemen bij haperende integratie moet zich verdedigen tegen de beschuldiging rechtspopulist  of racist te zijn. Wie aandacht vraagt voor de kracht van diversiteit krijgt al snel het verwijt naïef te zijn en problemen niet te durven benoemen. Maar de grootste tragiek van het debat van de afgelopen jaren is dat het bondgenootschap van al die mensen, waar hun wieg ook heeft gestaan, die mee willen bouwen aan een gedeelde toekomst verzwakt dreigt te raken.

Want nu het debat, het conflict door sommigen zo scherp wordt aangezet en soms ontaardt in stigmatiseren en generaliseren, hebben veel nieuwe Nederlanders en kinderen van nieuwe Nederlanders die hier al jaren wonen, de indruk meer dan ooit afgerekend te worden op  achternaam, huidskleur, afkomst of geloof. Hoe kun je je nog langer Nederlander voelen als anderen je steeds als allochtoon zien? Of als potentiële potenrammer, vrouwenbesnijder of terrorist? Hoe kun je vertrouwen hebben in je toekomst als het uitmaakt of je solliciteert met een verzonnen Nederlandse achternaam of met je eigen achternaam? Van Nederlander word je weer allochtoon in eigen land. “Tot 2001 voelde ik me Nederlander maar nu word ik niet meer zo gezien. Terwijl ík niet ben veranderd wordt er wel anders naar mij gekeken”, is dan een pijnlijke constatering.

Het is dus meer dan tijd voor een nieuw evenwicht. En dat vraagt een bijdrage van ons allemaal. Emancipatie is geen pijnloos proces, en is dat ook nooit geweest. Maar het emancipatieproces is wel altijd inspirerend en succesvol gebleken. Juist daar heeft de sociaal democratie een traditie te verdedigen en juist daarom moeten wij dat nieuwe evenwicht nu verwoorden. De uitdaging is duidelijk. Na de fases van vermijding en conflict hoort het te gaan om wederzijdse acceptatie. En acceptatie -het benoemen, erkennen en aanvaarden van wat ons onderscheidt en wat ons bindt- kan niet zonder perspectief.

Een wenkend perspectief dat laat zien hoe we uit de fase van conflict kunnen komen. De verworvenheden van de rechtsstaat met haar grondrechten en vrijheden staan daarbij centraal. Verdediging en behoud daarvan gaat niet vanzelf. Het vergt een inspanning van ons allemaal; in de buurt, op school, op het werk, in kerk en moskee, in de politiek.

Actieve burgers doen mee in de samenleving, in arbeid, door het spreken van de taal en door zich verbonden te voelen met Nederland. Dat verwachten we van íedere Nederlander. Nieuwkomers zetten daarmee per definitie de grootste stap. Daar staat tegenover dat van elke burger die in Nederland woont wordt verwacht binnen de grenzen van de rechtsstaat ruimte te bieden aan en respect te hebben voor tradities, gewoonten en religies van anderen. Het bereiken van een doorbraak, van werkelijke integratie is dus in de eerste plaats een opgave voor burgers onderling , voor ons allemaal.

De overheid heeft daarbij twee belangrijke taken. In de eerste plaats het bewaken van de rechtsstaat. Dit vraagt een consequente verdediging van de daarin neergelegde vrijheden, die ons allen even lief zijne n juist ook minderheden beschermen. Het vraagt evenzeer een consequente handhaving van de aan die vrijheden gestelde grenzen. Een effectief veiligheidsbeleid en een compromisloze verdediging van het vrije debat, de vrijheid van godsdienst en het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel zijn daarbij cruciaal. In de tweede plaats gaat het om verheffing en emancipatie. Om het scheppen van kansen, het bestrijden van achterstelling en achterstand en het investeren in ieders talent.

Dit zijn de twee pijlers onder het toekomstperspectief dat de Partij van de Arbeid schetst. Beide zijn even belangrijk. Maar voor ons wenkend perspectief van verheffing en emancipatie krijgen we pas dan steun als we de rechtsstaat strikt handhaven en consequent beschermen. Als ieders vrijheid in goede handen is. Dat betekent ook dat we de confrontatie moeten aangaan als we vinden dat die vrijheid bedreigd wordt – of als emancipatie belemmerd wordt. Dat is een taak voor de politiek – voor de PvdA. De politiek moet burgers confronteren, misstanden aan de kaak stellen en ook mensen weer verbinden. Wij zijn alleen maar geloofwaardig in ons verhaal over een nieuw en veranderend Nederland met een grote diversiteit aan culturen, religies en identiteiten als we geloofwaardig zijn in ons verhaal over de rechtsstaat en de vrijheid die zij aan alle inwoners van dit land biedt.

We staan voor een gezamenlijke opdracht. Nederland verandert onherroepelijk door de steeds grotere diversiteit aan religies, culturen en etniciteit. Een ontwikkeling die nog eens versterkt wordt door gelijktijdige ontwikkelingen als globalisering, democratisering, individualisering en secularisering. Dat is niet alleen een verrijking, veel mensen zullen dit ook als bedreigend ervaren en het niet als vanzelfsprekend toejuichen. Wij beseffen dat Nederland geen eiland is en dat sommige migratie en integratie vraagstukken alleen in internationale en Europese context zijn aan te pakken en hopelijk op te lossen. De uitdaging waar de Partij van de Arbeid voor staat is het schetsen van een toekomstvisie die aan iedereen perspectief biedt en een weg daarnaar toe die aan iedereen houvast biedt.

3      Naar een gedeelde toekomst: over het belang van de rechtsstaat, burgerschap en emancipatie

De Partij van de Arbeid wil dat alle inwoners van ons land  hier een geborgen en veilig thuis vinden. Een thuis waar we in vrijheid leven, waar ruimte is voor ieders gebruiken en geloof, waar we gelijke kansen krijgen en nemen, waar we respect hebben voor elkaar én elkaars mening, waar we samen werken en samenleven, waar we elkaar ontmoeten en waarderen. Een land waar we in geluk en vrijheid ons leven kunnen vorm geven. Een land waar we van elkaar mogen verschillen en waar we ook veel gemeen hebben. Dat alles, vanzelfsprekend, binnen de grenzen van onze rechtsstaat.

De Partij van de Arbeid staat voor een vitale rechtsstaat en voor actief burgerschap – die komen met rechten en met plichten. We zetten onze visie op loyaliteit en nationaliteit uiteen. We pleiten voor verheffing en emancipatie en we bestrijden altijd en overal discriminatie en racisme. En we stellen vast hoe we in dat verband tegen religie en levensovertuiging aan kijken.

3.1 Een vitale rechtsstaat

In onze rechtsstaat zijn wij allen gelijkwaardig aan elkaar, ongeacht onze afkomst, sekse of geaardheid. Het stelsel van wetten, regels en instituties dat de samenleving ordent, verdient het om vaker in stelling te worden gebracht in de praktijk van de integratie én in het debat daarover dan tot nu toe is gebeurd. Immers, de waarden en normen die daarin hun beslag hebben gekregen zijn in de loop van de geschiedenis ontstaan, bijgesteld en beproefd. Zij vinden niet alleen hun weerslag in het Nederlandse recht maar vinden ook weerklank in universele rechten en het internationaal en Europees recht. Onze rechtsstaat bestaat uit wetten en regels die niet statisch zijn maar waarin de besloten waarden en normen zich vertalen naar de huidige werkelijkheid.

We nemen onze rechtsstaat vaak voor lief, we staan zelden stil bij de ongekende verworvenheden die erin besloten liggen. We moeten onze rechtsstaat en de daarin besloten normen en waarden minder als vanzelfsprekend beschouwen en meer als een verworvenheid die is bevochten. Dat draagt bij aan het zelfvertrouwen dat nodig is om om te gaan met conflicten en dilemma’s in de samenleving. En het stelt burgers in staat zich op heldere wijze tot die rechtsstaat te verhouden.

De Nederlandse rechtsstaat ondersteunt ons sociaal-democratisch ideaal van gelijke kansen. In artikel 1 van de Grondwet zijn het recht op gelijke behandeling in gelijke gevallen en het verbod op discriminatie vastgelegd. Ook de gelijke toegang tot onderwijs en zorg ligt in onze rechtsstaat verankerd, net als het recht op een eerlijke rechtsgang. Vanuit die rechtsstatelijke basis kunnen en zullen we elke dag opnieuw strijd leveren om deze rechten in de dagelijkse realiteit waar te maken.

Voor de Partij van de Arbeid zijn rechtsstatelijke beginselen en verworvenheden de ultieme toetssteen. Ze zijn van iedereen en gelden voor iedereen. Ons beginselprogramma stelt dat een fatsoenlijk bestaan alleen mogelijk is binnen een democratische rechtsstaat. Daarin staat veiligheid in dienst van de democratie, en is de burger beschermd tegen willekeur van de macht. De democratische rechtsstaat komt voor overheid én voor burgers met rechten en plichten.

Onze rechtsstaat verdient het om vóór allen dóór allen te worden verdedigd.

3.2   Actief burgerschap

Iedere Nederlander kan een actief, verantwoordelijk burger zijn. Dan draag je samen verantwoordelijkheid voor de samenleving. Een verantwoordelijkheid die komt met rechten en plichten. Zo moet elke burger zich houden aan de wetten en regels van onze democratische rechtsstaat die hem ook bescherming bieden. Iedereen doet mee en levert zijn bijdrage: door de taal te spreken, door te leren en te werken, door ruimte te bieden aan anderen. Actief burgerschap betekent natuurlijk ook dat we de verschillende leefstijlen en gemeenschappen waarbinnen mensen zich met elkaar identificeren erkennen, en dat we streven naar contact, ontmoeting en wederzijds begrip en respect. Onze visie op burgerschap verhoudt zich niet tot segregatie, tot het verschijnsel van parallelle samenlevingen.

Maar daarmee is nog niet alles gezegd. De manier waarop we omgaan met de rechten en plichten van ons burgerschap zegt zeker zo veel over onze beschaving als het rechtsstelsel zelf.

Neem de vrijheid van meningsuiting. Dat is een groot goed, waar iedereen vrijelijk gebruik van moet kunnen maken. Een dergelijke grote vrijheid vraagt ook om een morele verantwoordelijkheid: bij alles wat we doen moeten we rekening houden met de ander en met de effecten op de samenleving als geheel. Het recht om niet gekrenkt te worden bestaat echter niet. De vraag of iemand zich gekrenkt voelt ligt zo anders voor ieder individu dat ze geen reden kan zijn voor inperking van de vrijheid van meningsuiting. Het omgaan met de vrijheid van meningsuiting vraagt dus niet alleen wijsheid en verantwoordelijkheid maar ook weerbaarheid en incasseringsvermogen. Juridisch zijn er evenwel ook grenzen gesteld aan de vrijheid van meningsuiting. Die liggen bij het aanzetten tot haat of geweld en discriminatie. Als mensen van mening zijn dat deze grenzen worden overschreden hebben zij het volste recht hierover het oordeel van de rechter te vragen. De rechtstaat is er immers voor iedereen. Burgerrechten verdienen het te worden gekoesterd door burgers die in hun onderlinge verkeer opkomen voor elkaars rechten en vrijheden. Zo moet discriminatie en haatzaaien consequent worden bestreden en veroordeeld.

Juridische grenzen zijn niet de enige grenzen – in de dagelijkse omgang met elkaar dienen fatsoen en moraal vanzelfsprekend te zijn. Daarin dragen wij allemaal onze eigen verantwoordelijkheid. Niet met regels en wetten in de hand, maar via debat en dialoog, onderwijs en opvoeding..”

Actieve burgers bouwen mee aan ons gezamenlijk Nederlanderschap.  Wij koesteren, beschermen, verdedigen en bevragen dat Nederlanderschap. Vanuit onze uiteenlopende achtergronden, geloofsovertuigingen en levensstijlen leggen we verschillende accenten. Maar ons gezamenlijke Nederlanderschap bestaat uit verbondenheid met elkaar, respect voor vrijheid, gelijkheid en democratie en voor de gezamenlijke en gedeelde verantwoordelijkheid voor dit land en voor de toekomst van onze kinderen.

We spreken allemaal Nederlands, we kennen de elementaire omgangsvormen en we respecteren en kennen de geschiedenis van onze democratische rechtsstaat. Onze kinderen moeten van jongs af vertrouwd worden gemaakt met wat het betekent Nederlands burger te zijn, dat we plichten hebben jegens onszelf, ons land en de wereld. Kinderen moeten leren wat daaraan waardevol en bijzonder is. Daarom heeft burgerschapsvorming een plaats in ons onderwijs. Onderdeel zijn van de Nederlandse samenleving begint in de eigen straat en buurt. Jong als ze zijn geven kinderen daar mede vorm aan.

3.3 Paspoort, nationaliteit en loyaliteit

De Nederlandse nationaliteit is voor Nederlanders een deel van de gezamenlijke identiteit. Het Nederlanderschap is voor nieuwe Nederlanders de afsluiting van een reis. Een reis die niet alleen letterlijk door landen maar ook figuurlijk langs instanties en door procedures voerde. En voor alle nieuwkomers is het Nederlanderschap, met alle rechten en plichten die daarbij horen, een bekroning van een inspanning voor inburgering die soms al begon in het land van herkomst. Om dat te vieren heeft de Partij van de Arbeid de invoering van de feestelijke Naturalisatieceremonie van harte gesteund.

Dat er mensen zijn met een dubbele nationaliteit hoort bij deze tijd van toenemende migratie en mondialisering. De PvdA vindt dat dit verschijnsel aanvaard moet worden. In Nederland hebben veel nieuwe Nederlanders en hun kinderen een dubbele nationaliteit. Veel mensen krijgen die al bij geboorte. Ook zijn er veel nieuwe Nederlanders aan wie het door het land van herkomst simpelweg niet wordt toegestaan de oude nationaliteit te laten vervallen.

De PvdA vindt dat het hebben van een dubbele nationaliteit niets te maken heeft met loyaliteit aan Nederland, noch met een integratieprobleem. Het verschijnsel vloeit simpelweg voort uit de uiteenlopende nationaliteitswetgeving van landen en uit het feit dat steeds meer mensen migreren en met buitenlandse partners trouwen. Voor het uitoefenen van publieke functies geldt dat men de Nederlandse nationaliteit moet hebben. Onze Grondwet is daar duidelijk over.

Tot zover weinig reden voor onrust of discussie. Dat betekent niet dat er geen problemen kunnen zijn bij het hebben van een dubbele nationaliteit. De Partij van de Arbeid vindt het onwenselijk dat mensen niet zelf kunnen besluiten om afstand te doen van hun oude nationaliteit. In 17 landen, waaronder Marokko, is dat in de wet vastgelegd. Niet alleen kan er geen afstand worden gedaan van het Marokkaanse staatsburgerschap, de Marokkaanse overheid bemoeit zich, soms vergaand, met Nederlanders met een Marokkaans paspoort.

Nederland moet zich ook in Europees verband inspannen om de dwingende wetgeving en bemoeienis waarmee herkomstlanden greep blijven houden op hun emigranten te laten verdwijnen. Nieuwe Nederlanders, hun kinderen en kleinkinderen moeten zich op hun toekomst in Nederland kunnen richten en hier hun leven kunnen opbouwen. En nieuwe Nederlanders moeten zelf kunnen beslissen of zij de oude nationaliteit laten vervallen. Uiteraard moeten nieuwe Nederlanders ook vrij zijn in de keuze van de voornaam van hun kinderen; voor Marokkaanse Nederlanders is dat nu niet het geval. Verder moet de Turkse dienstplicht voor Turkse Nederlanders worden afgeschaft. Al dit soort vormen van bemoeienis of verplichte banden wijst de PvdA vanzelfsprekend af.

Kinderen van ouders met een permanente verblijfsvergunning voor Nederland moeten vanaf de geboorte het recht hebben Nederlander te worden. Nu kunnen zij pas een aanvraag voor Nederlanderschap indienen als ze 18 jaar zijn geworden –en dat terwijl ze zich als vanzelfsprekend Nederlander voelen ondanks dat ze tot op heden niet aan de daarvoor geldende juridische eisen voldoen.

Elke Nederlander heeft op grond van het Nederlanderschap gelijke rechten en plichten. Alle Nederlanders hebben recht op gelijke behandeling in gelijke gevallen. Uitzonderingsbepalingen ten aanzien van nieuwe Nederlanders, zoals het afpakken van een paspoort na een strafrechtelijke veroordeling, creëert rechtsongelijkheid en tweederangs burgerschap. De PvdA accepteert dit niet.

3.4 Levensovertuiging en samenleving

De Partij van de Arbeid is een seculiere partij. Dat betekent niet dat al haar leden en vertegenwoordigers wars zijn van religie. Zij zullen dat ook tot uitdrukking brengen in het publieke debat. Aldus ons eerste beginselprogramma uit 1947: “De Partij staat open voor personen van zeer verschillende levensovertuiging, die instemmen met haar beginselprogram. Zij erkent het innig verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht en waardeert het in haar leden als zij dit verband ook duidelijk doen blijken. Dat was al zo in 1947, en ook al is er sindsdien veel veranderd, dat geldt nu nog steeds. Religie is voor veel mensen een belangrijk onderdeel van hun eigen identiteit, een ijkpunt voor hun normen en waarden en een middel om hun plaats in de maatschappij te bepalen.

Dat neemt niet weg dat religie in de publieke ruimte opnieuw een gevoelige kwestie is geworden. Nieuwkomers hebben hun geloof meegebracht naar Nederland, terwijl zeer velen in Nederland in de afgelopen decennia juist afscheid hebben genomen van hun religie. Dat levert onbehagen op bij diegenen die zich de knechtende invloed van religie herinneren en bij hen die zich zorgen maken over de radicalisering van religie en de bedreiging van verworven vrijheden. Omgekeerd levert kritiek of afkeuring van de kant van ongelovigen onbehagen op bij mensen die zich door hun geloof gesterkt weten in hun bestaan en die zich door hun geloof laten inspireren. Een voor velen nieuwe godsdienst als de islam, die zo zichtbaar is in de publieke ruimte, is stof voor debat en wrijving. Moslims staan voor de taak om uit te zoeken wat de boodschap van de islam betekent voor het leven in een moderne samenleving als de Nederlandse. De ruimte die daartoe wordt geboden door de godsdienstvrijheid betekent dat aan dit proces in vrijheid vorm gegeven mag worden. Een proces dat door iedereen van harte ondersteund moet worden. Die ruimte en die vrijheid worden door ons verdedigd.

Iedereen moet in vrijheid zijn of haar geloof kunnen belijden en er ook in vrijheid afstand van kunnen doen. Geloof mag ook bekritiseerd worden. Zelfs als dit als kwetsend ervaren wordt. Vrij je mening uiten, satire bedrijven, religie bespotten: dat kan en mag in Nederland. Mensen hebben net zo goed de vrijheid om te geloven als de vrijheid om zich daar over uit te laten. Geloven mag, kritiek leveren mag en beledigd worden kan daarvan een gevolg zijn. Burgers kunnen elkaar daar op aanspreken in het  vrije debat, of in het uiterste geval de gang naar de rechter maken.

Dit alles ontslaat niemand van de morele plicht om zorgvuldig met verworven rechten en vrijheden om te gaan. De PvdA vindt het vanzelfsprekend een kwestie van fatsoen om medeburgers niet te beledigen en onnodig te kwetsen. Vrijheid gaat hand in hand met verantwoordelijkheid en weerbaarheid, daarvan moeten we doordrongen zijn.

De scheiding van kerk en staat houdt niet in dat politici zich niet met religie mogen bezighouden. Dat zou ook onmogelijk zijn: religie is voor veel mensen een factor van belang. Ongeveer een kwart van de Nederlandse bevolking is actief gelovig terwijl bijna de helft van de bevolking zich rekent tot een kerk of andere religieuze gemeenschap. Terwijl voor velen het geloof dient als een persoonlijke bron van zingeving, komen álle burgers religie tegen als een fenomeen dat tal van maatschappelijke processen – zoals de integratie van nieuwkomers – kan remmen of versnellen. Dat de overheid neutraal staat ten opzichte van de uiteenlopende levensbeschouwelijke opvattingen spreekt vanzelf. Dat sluit niet uit dat politici zich ermee mogen bezighouden en er een mening over moeten hebben.

Binnen de grenzen van de rechtsstaat zijn alle burgers vrij om hun geloof, van welke signatuur en zwaarte dan ook, te belijden. De PvdA zal eenieders recht om te geloven steeds verdedigen en uitdragen. Dat geldt voor orthodoxe gelovigen net zo goed als voor degenen die zich thuis voelen bij lichtere, progressievere, vrijzinnige, humanistische, agnostische of atheïstische stromingen. Dat de PvdA in die laatstgenoemde kringen haar natuurlijke bondgenoten vindt is evident.

3.5 Emancipatie

Nederland heeft zijn burgers veel te bieden. Iedereen verdient een eerlijke kans om zijn of haar leven vorm te geven, om er wat van te maken. We dagen elkaar uit om actief mee te doen. Niemand wordt aan zijn of haar lot overgelaten. Waar achterstanden bestaan wordt een helpende hand geboden.

Ieder kind heeft recht op een goede opvoeding en goed onderwijs. Iedere Nederlander heeft recht op een baan, de kans om zich te ontplooien, talenten te benutten, en uitzicht op een goede toekomst. Zo is het vandaag, morgen moet het nóg beter zijn.

Emancipatie is veel meer dan het bieden van eerlijke kansen. Emancipatie draait ook om vrijheid. Om de vrijheid van al die mensen die zelf willen bepalen hoe ze willen leven. Om al die mensen die keuzes willen maken tegen de druk van groep, cultuur of religie in. In ons Nederland, het Nederland zoals wij dat wensen, staat dat recht onvoorwaardelijk op nummer één. In ons Nederland is dat een van de verworvenheden binnen de democratische rechtstaat. De PvdA kiest altijd de kant van het individu in zijn of haar emancipatie.

De Partij van de Arbeid kiest positie door pal te staan voor het bieden van kansen, voor emancipatie en verheffing én voor de onvoorwaardelijke plichten van actief burgerschap die voortkomen uit onze rechtsstaat. Het is onze overtuiging dat een gedeelde samenleving – Nederland – alleen ontstaat als we eerlijk zijn over wat we van elkaar verwachten en over wat we elkaar te bieden hebben. Als we grenzen durven te stellen en kansen durven te bieden. Zo geven we samen vorm aan Nederland. Een land waarin iedereen actief burger is en niemand autochtoon of allochtoon.

4.         Samenleven in de praktijk

Om het gekoesterde ideaal van emancipatie maximaal te verwezenlijken moeten we eerst, hier en nu, onze aandacht richten op concrete obstakels: allerlei prangende, vaak gevoelige conflicten die te maken hebben met integratie moeten we benoemen en beslechten. Deze conflicten staan vaak symbool, of dienen als uitlaatklep, voor dieper liggende gevoelens van twijfel, angst en onzekerheid. Dat is waarom de PvdA zich erover moet uitspreken – het houdt mensen bezig dus moet het de PvdA bezighouden – scherp, eerlijk en met een afgewogen mening. We moeten ze niet te snel afdoen als incidenten – dat doet geen recht aan de zorgen van mensen en aan het maatschappelijke debat. Het zijn kwesties die raken aan de kernwaarden van onze rechtsstaat en waar we een gezamenlijke omgangsvorm voor moeten vinden, omdat anders elk verhaal over het scheppen van kansen en het waarderen van diversiteit strandt op huizenhoge drempels van argwaan en slechte ervaringen.

4.1 Het conflict voorbij

Bij het benoemen en beslechten van conflicten in ons Nederland hebben we in algemeenheid de keus uit drie opties:

A. Normeren; het scheppen en handhaven van wetten en regels.

B. Confronteren; het benoemen en actief verdedigen van waarden.

C. Tolereren; accepteren en mensen in hun waarde laten.

Keuzes die vertegenwoordigers en bestuurders van de Partij van de Arbeid maken uit deze drie opties moeten gebaseerd zijn op de principes van de Nederlandse rechtsstaat en op onze sociaaldemocratische beginselen, in het bijzonder vrijheid, gelijkheid, emancipatie en solidariteit.

Normeren betekent het scheppen en het (doen) naleven van wetten en regels die voor iedereen gelden. Eerwraak, vrouwenbesnijdenis en discriminatie zijn bij wet verboden. Hier valt niets te kiezen en hier willen we niet kiezen. Hier willen we handhaven.

Wetten en regels zijn niet statisch: zij verbeelden onze visie op de gewenste werkelijkheid, Soms zijn nieuwe wetten nodig om te regelen wat nog niet eerder geregeld was. Ook moet er veel consequenter worden gehandhaafd. Daar zijn we in Nederland onvoldoende strikt in. Iedereen vindt dat anderen zich aan de regels moeten houden, maar dat er altijd wel redenen zijn om dat zelf niet te doen. Dat leidt ten eerste tot een verzwakking van wetten en regels waar uiteindelijk iedereen de dupe van is en ten tweede tot onduidelijkheid voor migranten die op die manier niet kunnen zien en ervaren wat er nu wel en niet kan binnen de grenzen van de rechtsstaat.

Maar met normeren en handhaven zijn we er niet. We hebben ook te maken met gedragingen van mensen en ontwikkelingen in de samenleving die weliswaar niet strafbaar zijn maar die wij – op basis van onze rechtsstatelijke en sociaaldemocratische waarden – ongewenst vinden. Die moeten we benoemen en bespreken; we moeten duidelijk maken waarom bepaald gedrag ongewenst is en mensen daarmee confronteren. Het tolereren en respecteren van een veelheid aan religies, culturen en levensstijlen moet gepaard gaan met een actieve verdediging van waarden die ons dierbaar zijn. Daartoe behoren in elk geval de waarde van democratie en rechtsstaat, de gelijke behandeling van man en vrouw en van homo en hetero, de vrijheid van godsdienst en geloofsafval. Als we specifieke denkbeelden en gedragingen willen bestrijden – en ons daarbij niet willen of kunnen verlaten op het strafrecht – mogen we kritiek en confrontatie niet schuwen. De fout die we in ieder geval nooit meer mogen maken is het inslikken van kritiek op elementen van culturen of religies omwille van de tolerantie. Soms wordt dat debat als polariserend ervaren – toch moeten we het daarom niet uit de weg gaan. We moeten onze waarden actief benoemen, verdedigen en anderen daarmee in aanraking brengen.

Een derde strategie die we kunnen inzetten laat zich samenvatten met tolereren en accepteren. Sommige gebruiken, sommige keuzes die mensen in hun persoonlijk leven maken roepen bij anderen in meer of mindere mate ergernis op, terwijl ze niet in strijd zijn met de rechtsstaat, niet op gespannen voet staan met fundamentele waarden en ook geen inbreuk maken op de vrijheid van anderen in de samenleving. Dit soort gedragingen tolereren wij in onze vrije maatschappij. Het gaat dan om uitingen die gemengde reacties oproepen: de een ergert zich er wild aan, terwijl de ander ze volstrekt normaal vindt. Hoofddoeken in het klaslokaal, kerkklokken die de zondagsdienst aankondigen, moskeeën met een opvallende architectuur, Sinterklaas en Zwarte Piet – hier past een open houding en verdraagzaamheid die onze samenleving uiteindelijk veelzijdiger maakt.

4.1.1    Stof voor conflict, een paar voorbeelden

Op grond waarvan bepalen we onze keuzes voor een effectieve benadering? De PvdA hanteert de volgende vraag als leidraad: welke optie – normeren en handhaven, confronteren of tolereren – levert de grootste bijdrage aan emancipatie en gelijke kansen voor ons allemaal en daarmee aan sociale integratie?

De afgelopen jaren leek het wel of we alleen de keuze hadden tussen passief tolereren enerzijds en keihard verbieden anderzijds: je accepteerde bepaald gedrag en dan mocht je er eigenlijk niets meer van zeggen of je vond het maar niks en dan moest het ook maar direct hard, keihard worden aangepakt. Deze onverstandige tweedeling doet afbreuk aan de meest krachtige instrumenten voor emancipatie en integratie: debat en dialoog, onderwijs en ontplooiing. Juist in een democratische rechtsstaat vragen tal van gedragingen, gewoonten en opvattingen niet om een wet of een verbod, maar om een debat dat op het scherp van de snede wordt gevoerd, om een normatieve opvoeding, om een prikkelende dialoog- confrontatie. Dat betekent dat we er iets van mogen en moeten vinden, dat we een standpunt moeten innemen en kleur mogen bekennen.

Dit is de enige manier waarop een vrije samenleving ook normatief kan zijn. Het is de enige manier om buiten gebod en verbod om conflicten vreedzaam op te lossen. En het is de enige manier om de boel bij elkaar te houden. Dat gaat namelijk niet zonder een besef van wat het is dat mensen bindt. Echte tolerantie kan niet zonder een actieve verdediging van cruciale universele waarden.

Integratie is geen wiskunde, samenleven is geen algoritme. De werkelijkheid kan ingewikkeld zijn. Om problemen op te lossen zullen we soms twee of zelfs alle drie de strategieën tegelijkertijd moeten inzetten. Een paar voorbeelden:

De burka

De afgelopen jaren is er heftig gedebatteerd over de burka. Geen wijdverbreid verschijnsel in onze samenleving. Maar wel een verschijnsel dat bij uitstek een voorbeeld is van de botsing van fundamentele waarden in onze rechtsstaat. Aan de ene kant is er het in Nederland zwaar bevochten recht om je godsdienst of levensovertuiging in vrijheid te belijden. Alleen op basis van objectieve, niet-discriminatoire criteria mogen daaraan beperkingen worden opgelegd. Aan de andere kant staat de even zo fundamentele waarde van gelijkheid tussen man en vrouw: de burka verhoudt zich slecht tot onze open, geëmancipeerde samenleving en staat gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de weg.

Zie hier het dilemma: noch een verbod, noch tolerantie is een passende keuze. De PvdA verdedigt in de eerste plaats de fundamentele rechten en vrijheden die hier in het geding zijn. Het staat iedereen vrij te geloven wat hij of zij wil, ook wanneer het om orthodoxe geloofsopvattingen gaat. Alleen wanneer er objectieve bezwaren zijn, zoals in dit geval tegen gelaatsbedekkende kleding, willen we aan dat principe grenzen stellen.

Die objectieve bezwaren zijn er. Neem het onderwijs, waar open en directe communicatie onmisbaar is. De burka staat die communicatie in de weg en wordt daarom in het onderwijs verboden. Dat geldt in het algemeen voor de publieke dienstverlening en daar waar de veiligheid in gevaar wordt gebracht. Tot zover de regels. Objectief en democratisch vaststellen en neutraal handhaven, daar begint het mee.

Maar daarmee is voor de PvdA nog niet alles gezegd. Dat iets mag, wil niet zeggen dat het ook gewenst is. Wij vinden dat het dragen van een burka de emancipatie van vrouwen in de weg staat. Het dragen van een burka verhindert actieve participatie in de samenleving, verhindert communicatie met anderen en sluit de draagsters op in een geïsoleerde positie. Daarom willen wij met iedereen in de samenleving, liefst en allereerst met burka-draagsters zelf, het debat hierover voeren. In een besloten kleine kring, op televisie en in de krant. Emancipatie is een collectief proces, dialoog en debat helpen daarbij, dwang niet. De PvdA kiest hier ten dele voor een verbod, ten dele voor tolerantie en altijd voor confronteren en bespreken.

Islamitische scholen

We accepteren de vrijheid van onderwijs voor alle levensbeschouwelijke stromingen. Voorop staat voor ons de kwaliteit van ál het onderwijs. Aan verdere versterking van zowel het bijzonder als het openbaar onderwijs moeten we blijven werken. Als aan objectieve criteria (goed bestuur, gediplomeerde docenten, een degelijk leerplan, een geschikt gebouw, inspraak van ouders) wordt voldaan kan een nieuwe school worden opgericht – of die nu een levensbeschouwelijke grondslag heeft of niet. Elke school moet de kinderen kennis laten maken met uiteenlopende levensbeschouwingen.

Maar opnieuw geldt dat daarmee niet alles is gezegd. De wet mag de mogelijkheid van islamitisch onderwijs dan bieden, de PvdA constateert dat er op dit moment grote nadelen aan zijn verbonden. In de leerlingenbestanden van islamitische scholen zijn kinderen met sociaal-economische achterstanden, taal- en leerachterstanden oververtegenwoordigd. Segregatie in het onderwijs staat de sociale integratie van kinderen in de weg. In de praktijk blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteit van het bestuur van islamitische scholen te wensen overlaat. Waar voor kinderen kansen verloren gaan, moet worden ingegrepen – zoals in het recente verleden een aantal keren, terecht, is gebeurd. Overigens geldt dit voor alle scholen die niet aan de gestelde normen voldoen, niet alleen voor islamitische scholen.

Elke school moet haar leerlingen kennis laten maken met uiteenlopende levensbeschouwingen. De al bestaande mogelijkheid dat op verzoek van ouders buiten de reguliere lestijden godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs wordt verzorgd, moet beter worden benut. Recent zijn daarvoor ook kwaliteitseisen geformuleerd en zijn gelden gereserveerd. Dit kan ook islamitisch vormingsonderwijs zijn – zo kan de trek naar weekend-Koranscholen worden afgeremd . Op sommige koranscholen staan docenten voor de klas die nauwelijks Nederlands spreken en die bovendien gebruik maken van onacceptabele pedagogische methodes, zoals straffen door te slaan. Waar zich dit voordoet moet worden opgetreden.

De PvdA kiest hier voor normeren en confronteren.

Gescheiden inburgeringscursussen

In sommige steden worden (wettelijk toegestane) aparte inburgeringscursussen voor vrouwen gegeven. De vraag dringt zich op hoe dit zich verhoudt tot onze uitgangspunten en idealen. De PvdA wil immers bevorderen dat vrouwen een maatschappelijke positie innemen die gelijkwaardig is aan die van mannen. In hoeverre wringt het apart zetten van mannen en vrouwen met dit streven?

Als een aparte cursus voor vrouwen zou ontbreken, zouden sommige vrouwen besluiten om niet meer te komen of zelfs thuis worden gehouden. Dat zou het hun onmogelijk maken deel uit te maken van de Nederlandse samenleving en de zo gewenste positie van gelijkwaardigheid en zelfstandigheid zouden ze nooit verwerven. In dit licht levert een aparte cursus de grootste bijdrage aan het doel dat we nastreven – daar kiezen we dus voor. Maar daar blijft het niet bij: les 1 van de cursus moet zijn dat mannen en vrouwen in Nederland gelijk aan elkaar zijn. En dat onderwerp moet in alle lessen terugkomen. Confronteren en bespreken is, ook hier, de gewenste strategie. Net zoals dit overigens met succes door de Rooie Vrouwen en andere vrouwengroepen gebeurde in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw tijdens de tweede feministische golf.”

Handen schudden

De overheid is in levensbeschouwelijk opzicht neutraal. In de wijze waarop medewerkers namens de overheid burgers tegemoet treden mag hun religieuze overtuiging geen verschil maken. En hoewel er geen wet of regel is (of zou moeten zijn) die handen schudden verplicht stelt, is de PvdA van mening dat mensen die voor de overheid werken die elementaire omgangsvorm moeten hanteren zonder onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, homo- en heteroseksuelen, enzovoort. De PvdA vindt hier normeren en confronteren op zijn plaats.

Het homohuwelijk

Ambtenaren dienen, zoals gezegd, de wet uit te voeren los van hun persoonlijke levenbeschouwelijke opvattingen. Dat geldt ook voor het in de echt verbinden van homostellen. Geen enkele trouwambtenaar mag een homo-stel weigeren in de echt te verbinden. De PvdA vindt dat er bij geen enkele gemeente nog trouwambtenaren mogen werken die een uitzonderingspositie hebben bedongen, ook niet als het ambtenaren betreft die al werkzaam waren voor het burgerlijk huwelijk voor homo’s werd opengesteld.
Van nieuwe Nederlanders eisen wij dat zij rechten van homoseksuelen respecteren. Van ambtenaren mogen wij verwachten –en anders eveneens eisen- dat zij dat ook doen, juist uit hoofde van hun functie. De uitzonderingsposities zijn niet meer van deze tijd, en horen niet in een rechtstaat. Zij werken discriminatie van homo’s in de hand. Van ambtenaren mogen wij nog sterker eisen dat zij de verworven rechten van homo’s respecteren en bewaken dan van andere burgers.

Eerwraak en vrouwenbesnijdenis

Eergerelateerd geweld en vrouwenbesnijdenis zijn in strijd met de wet. Het is evident dat we hier consequent tegen moeten optreden: compromisloos handhaven dus. Ouders die met hun dochter naar een land reizen waar zij het risico loopt te worden besneden moeten in een contract beloven haar daarvoor te behoeden. Tegelijkertijd zullen we in de gemeenschappen waar deze praktijken voorkomen de onderliggende opvattingen en waarden ter discussie moeten stellen. Dat betekent: confronteren en bespreekbaar maken.

Achtergelaten kinderen in het land van herkomst

Voor de Partij van de Arbeid is het onacceptabel dat kinderen hun leven, school en het bouwen aan hun toekomst in Nederland moeten onderbreken om gedwongen in het land van herkomst te verblijven. Soms wordt hierbij de wet overtreden maar dat is niet altijd het geval. Een meldpunt voor deze groep is nodig om deze kinderen te helpen bij hun terugkeer naar Nederland. Confrontatie met de ouders over hun handelswijze is noodzakelijk. De Partij van de Arbeid kiest hierbij voor het belang van deze kinderen: normeren en confronteren.

Rechts extremisme en racistisch geweld tegen nieuwe Nederlanders

Rechts extremisme en geweld tegen nieuwe Nederlanders is in strijd met de wet. Hier moeten we compromisloos handhaven. Tegelijkertijd zullen we moeten investeren in preventie en voorlichting door mogelijke toekomstige daders aan te spreken op hun gedragingen en opvattingen. Het is evident dat extreemrechtse jongeren in Oost Groningen vervolgd worden wanneer zij woonhuizen van vluchtelingenfamilies pogen in brand te steken, het is daarnaast ook van het allergrootste belang dergelijke groepen in een vroeg stadium te confronteren met hun gedragingen en opvattingen. Lokale overheden moeten ondersteund worden met de benodigde expertise en middelen om hier specifieke maatregelen te kunnen treffen.

Orthodox religieuze politiek

Ook godsdienstige organisaties dienen zich te houden aan de wet en dienen de mensenrechten te respecteren en kunnen bij discriminatoire gedrag veroordeeld worden. Elke godsdienst kent orthodoxe elementen. Zie het Jodendom, het Christendom, de Islam. Soms manifesteert die orthodoxie zich ook in de politiek. Soms ook op een manier die apert strijdig is met onze beginselen. Zo is het geval met de Staatkundig Gereformeerde Partij en haar opvattingen over man en vrouw, homo en hetero, kerk en staat. Moet de SGP daarom verboden worden? Nee. Hier moet de intolerantie getolereerd worden omdat zij op grondwettelijke vrijheden gebaseerd is. Maar niet passief doch met een actieve verdediging van onze waarden en idealen. Hier kiezen wij dus voor confrontatie.

5          Een actieplan voor een gedeelde toekomst

Voor een effectief integratiebeleid is naast het consequent handhaven van de rechtsstaat een effectieve publieke sector nodig: hoogwaardig onderwijs, goede jeugdzorg en activerend arbeidsmarktbeleid. Zo kunnen bestaande achterstanden worden weggewerkt. Dit en niets anders is de ziel van de sociaaldemocratie: solidariteit, het bieden van gelijke kansen, emancipatie en verheffing. Want onderwijs en werk zijn de werkelijke emancipatiemachines. Schooluitval, werkloosheid en criminaliteit zijn voor een groot deel terug te voeren op taal- of opleidingsachterstand bij de start van de basisschool en op een gebrekkige opvoeding thuis. Werkloosheid gaat gepaard met achterstand en afhankelijkheid van het stelsel van sociale zekerheid. Op al deze terreinen wil de Partij van de Arbeid, in Den Haag, in Brussel maar vooral lokaal, ambitieus beleid voeren. Daarbij nemen we ook nadrukkelijk stelling tegen maatschappelijke segregatie. We moeten het ontstaan van parallelle gemeenschappen binnen de Nederlandse samenleving een halt toe roepen. Door van achterstandswijken prachtwijken te maken en door het geven van excellent onderwijs in de scholen in die wijken. Zo roepen we de witte vlucht een halt toe en geven we de kinderen uit die wijken een goed startschot voor de rest van hun toekomst. Scholen en wijken waar we mét elkaar in plaats van naast elkaar leren, werken en leven.

Op een aantal terreinen bestaat er daarnaast behoefte aan specifiek beleid. Het gaat dan met name om bestrijding van discriminatie, om effectieve inburgering van nieuwkomers en om een selectief migratiebeleid dat rekening houdt met het niet oneindig rekbare aanpassingsvermogen van onze samenleving.

5.1 Opvoeding en ondersteuning

Een goede opvoeding stoomt kinderen klaar voor de toekomst. Kennis van taal, het openstaan voor andere tradities, religies en culturen, omgang met dialoog en debat, het conformeren aan bestaande regels; dit alles vindt een basis in een goede opvoeding.  Opvoeden is de verantwoordelijkheid van de ouders. Zij zijn het die in de eerste plaats de verantwoordelijkheid hebben hun kinderen toe te rusten voor de samenleving waarin ze opgroeien en voor de toekomst die voor hen ligt. Ouders moeten zich realiseren dat ze hierin een belangrijke taak en voorbeeldfunctie hebben. De PvdA vindt dat ouders, waar nodig, daarbij ondersteund moeten worden. Van oudsher kennen we in ons land het consultatiebureau, dat opvoedingsondersteuning biedt voor ouders van jonge kinderen. Maar tussen de consultatiebureauleeftijd en de leerplichtige leeftijd gaapt een fors gat. Daarom wil de PvdA de opvoedingsondersteuning voortzetten vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin en andere jeugdzorginstellingen. Opvoedingsondersteuning moet laagdrempelig zijn en voor iedereen beschikbaar. Vanuit de veiligheidshuizen krijgen jeugdcoaches de ruimte om jongeren op basis van vrijwilligheid op het juiste pad te houden. Lukt dit niet, dan mogen dwangmiddelen ingezet worden, of alsnog gevangenisstraf (via de rechter) of plaatsing in een internaat (via Kinderbescherming/gemeente). Opvoeden in de eigen omgeving staat centraal.

5.2 Onderwijs

De school is er om te leren én om elkaar te ontmoeten. Op school leren kinderen de taal, de normen en waarden en de geschiedenis van het land waar ze aan hun toekomst bouwen. In gemengde klassen leren ze leeftijdsgenoten kennen en respecteren met andere etnische achtergronden, tradities en religies. Het tegengaan van segregatie op scholen is daarom van groot belang.

Te vaak beginnen kinderen van nieuwe Nederlanders vanwege taalproblemen en gebrekkige opvoeding met een achterstand aan hun schoolcarrière. Zij kunnen het onderwijstempo moeilijk bijbenen. In het belang van deze leerlingen en van de samenleving als geheel moet alles op alles worden gezet om alle kinderen te geven waar ze recht op hebben: kwalitatief hoogwaardige begeleiding en educatie. Daarmee moet niet pas een begin worden gemaakt op de kleuterleeftijd, maar veel eerder: ook bij baby’s en peuters dus.

Taal leer je het beste in een taalrijke omgeving. Samenleven leer je het beste door van jongs af aan in contact te komen met andere religies, etniciteiten en culturen. De bestaande verdeling tussen voorscholen (voor met name kinderen van nieuwe Nederlanders) en kinderdagverblijven (die vooral door kinderen van oorspronkelijke Nederlanders worden bezocht) is een vorm van vroege segregatie en om die reden onwenselijk.

De PvdA vindt dat dagopvang, peuterspeelzalen en voorschoolse en vroegtijdige educatie voor kinderen -zoveel mogelijk in de eigen wijk beschikbaar moet zijn. Zo worden kinderen goed voorbereid en kunnen zij kansrijk beginnen aan het onderwijsprogramma op de basisschool. Het aanbod van dergelijke programma’s en van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in achterstandswijken wordt uitgebreid. Programma’s voor voorschoolse en vroegtijdige educatie worden actief aangeboden aan ouders via consultatiebureaus. Waar nijpende achterstanden worden geconstateerd moet deelname verplicht zijn.

Het onderwijs heeft een belangrijke rol bij de burgerschapsvorming van leerlingen. Dat is de reden dat de PvdA in de vorige kabinetsperiode de wet Burgerschap en Sociale Integratie indiende. Om burgerschap een vaste en belangrijke plek te geven in het onderwijs. De onderwijs-inspectie moet toezien op de uitvoering daarvan.

De Partij van de Arbeid gaat segregatie op scholen tegen. Scholen horen net als wijken een afspiegeling te zijn van de Nederlandse samenleving. Het tegengaan van ‘zwarte’ scholen gebeurt met name door het tegengaan van ‘zwarte wijken’. Extra aandacht gaat naar de scholen in dergelijke wijken. Te vaak krijgen de kinderen die het onderwijs het hardst nodig hebben de minste kwaliteit onderwijs. Een kwaliteitsverbetering van de zogenoemde risicoscholen moet absolute prioriteit hebben. Op regionaal of lokaal niveau (zo zou het goede voorbeeld van de gemeente Nijmegen in meer steden navolging moeten krijgen) moeten afspraken worden gemaakt over het tegengaan van de ´witte vlucht´, waardoor  ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen ontstaan. De Partij van de Arbeid pleit voor een aanpak waarbij scholen met de gemeente, op lokaal niveau dus, concrete taakstellingen afspreken met betrekking tot de instroom van leerlingen met een onderwijsachterstand en/of een achtergrond die anders is dan die van de meerderheid van de leerlingen. Samenwerking tussen scholen moet op dit punt van zijn vrijblijvendheid worden ontdaan. Langs deze weg bestrijden we concentratie van kansarmoede.

Uiteraard mag de keuzevrijheid van ouders niet worden aangetast door oneigenlijke toelatingscriteria van scholen die grotere verscheidenheid in hun leerlingenbestand willen tegenhouden. Alle scholen, ook die met een levensbeschouwelijke grondslag, moeten verplicht zijn om alle leerlingen te accepteren. Aan de praktijk dat bijzondere scholen soms op basis van levensbeschouwelijke argumenten leerlingen met een achterstand de deur wijzen moet een einde komen.

Er moet voorkomen worden dat  leerlingen terecht komen in onderwijs dat geen recht doet aan hun talent. Veel kinderen van nieuwe Nederlanders volgen onderwijs op vmbo-niveau terwijl ze meer kunnen. Om onderadvisering tegen te gaan blijven we inzetten op onafhankelijke toetsing in de verschillende fasen van de schoolloopbaan. De keuze voor een vervolgopleiding moet worden gemaakt op basis van de capaciteiten en talenten van een leerling. Afkomst en achternaam doen niet ter zake.

Het aantal kinderen van nieuwe Nederlanders dat de school verlaat zonder diploma is onevenredig groot in vergelijking met het gemiddelde aantal uitvallers. Strikte handhaving van de leer- en werkplicht voor jongeren is hier geboden – onder meer via het afleggen van huisbezoeken en snelle afhandeling van zaken door de spijbelrechter. Maar ook aan de aanbodzijde moet iets veranderen. Wij willen een zo hoog mogelijke kwaliteit van het MBO bereiken, met een goede organisatie en gemotiveerde en goed toegeruste leerkrachten, omdat zij vooral degenen zijn die jongeren (van welke achtergrond dan ook)  helpen om hun kansen te grijpen. Verder investeren in begeleiding en levenslang leren van leerkrachten is een prioriteit. In samenwerking met het bedrijfsleven dienen scholen de praktische leerwegen (de vroegere ambachtsschool) te verbeteren, om zo de groep laagopgeleide jongeren die nu aan de kant staat aan een baan te helpen. Daarnaast wordt het onderwijsaanbod in het (V)MBO uitgebreid met onder andere sport en cultuur, waardoor jongeren meer tijd op school zullen doorbrengen.

Onderwijzers moeten weer aan onderwijzen toekomen. Maar maatschappelijke problemen blijven niet buiten de schoolpoorten. Daarom wil de PvdA dat het schoolmaatschappelijk werk wordt uitgebreid.

5.3 Vrijetijdsbesteding

Samen sporten, spelen of kunst beoefenen levert een onmisbare bijdrage aan ontmoeting, inburgering en integratie. De PvdA maakt zich sterk voor laagdrempelige activiteiten in samenwerking tussen scholen, brede scholen, buitenschoolse opvang, buurt- en welzijnswerk, (sport)verenigingen en centra voor culturele vorming en kunstbeoefening.  Ook wil de PvdA dat bijvoorbeeld (sport)verenigingen die integratie doelbewust bevorderen kunnen rekenen op ondersteuning. Steeds meer verenigingen nemen initiatieven. Het succesvolle programma `Meedoen` moet worden verlengd en opengesteld voor alle sportbonden en verenigingen.

5.4 Arbeid

Werk is een belangrijke motor voor integratie. Werk emancipeert, stelt in staat tot georganiseerde solidariteit, vermindert afhankelijkheid. Mensen moeten werken, want alleen zo ontwikkelen we samenleving, individuele talenten, zelfrespect en economische onafhankelijkheid.

De positie van nieuwe Nederlanders op de arbeidsmarkt baart de PvdA zorgen. Een groot deel van de arbeidsgerechtigde nieuwe Nederlanders heeft in vergelijking tot oorspronkelijke Nederlanders geen betaalde baan. Zorgelijk zijn ook de achterstanden van jongeren en vrouwen onder de nieuwe Nederlanders op de arbeidsmarkt. Veel nieuwe Nederlanders zijn in vergelijking met oorspronkelijke Nederlanders extra kwetsbaar op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld vanwege het feit dat ze vaker op uitzendcontracten werken. In tijden dat het economisch slechter gaat, lopen zij daardoor van iedereen de grootste kans om hun baan te verliezen.

Iedereen verdient een eerlijke kans op werk. Achterstanden tot de arbeidsmarkt moeten worden weggewerkt en discriminatie op de arbeidsmarkt moet worden aangepakt.

Maar wij accepteren ook geen zelf aangemeten slachtofferschap van mensen die de verantwoordelijkheid voor hun werkloosheid van zich afschuiven door ten onrechte van discriminatie te reppen. Tegenover rechten staat plichten (met bijbehorende sancties), in dit geval de plicht om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt en om mee te werken aan scholing – zoals het leren van de Nederlandse taal, regulier onderwijs en vakscholing – of reïntegratie. Alleen langs deze weg kunnen mensen hun toekomst in eigen hand nemen en deel uitmaken van onze samenleving.. De PvdA wil mensen niet afhankelijk houden van een uitkering, maar hen aan het werk helpen. Ook zelfstandig ondernemerschap willen we stimuleren. Dit wordt ondersteund met ondersteuning en begeleiding, onder andere in de vorm van  cursussen zelfstandig ondernemerschap. We investeren in ondernemerschap door te werken aan een beter vestigingsklimaat voor bedrijven, door ondernemen te bevorderen en door de regeldruk voor ondernemers te verminderen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar ondernemers in achterstandswijken. Microfinanciering moet landelijk worden ingevoerd.”

Een actief diversiteitsbeleid bij de overheid en in het bedrijfsleven draagt bij aan het welslagen van inburgering van nieuwe Nederlanders. De overheid dient hier het goede voorbeeld te geven. In het verleden is gebleken dat algemene maatregelen, zoals de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen, nauwelijks succesvol zijn. Concrete projecten gericht op achterstandsgroepen zijn dat wel. Wij pleiten niet voor nieuwe regels, maar voor een goed gecoördineerde aanpak in samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties. De sociale partners moeten vergaande afspraken maken om bijvoorbeeld via duale trajecten werklozen uit achterstandsgroepen in het algemeen en uit de groep nieuwe Nederlanders in het bijzonder aan de slag te krijgen. Jongeren zijn de toekomst; het creëren van banen en kansen voor jongeren betaalt zich dubbel en dwars terug. Dat geldt ook voor allochtone vrouwen. Diegenen onder hen die niet uit zichzelf aan het werk gaan moeten worden gestimuleerd om dat te doen. Werk betekent economische zelfstandigheid en dat is voor het emancipatieproces cruciaal.

5.5 Sociale zekerheid

De Partij van de Arbeid staat voor een sociale zekerheid die activerend werkt. Dat wil zeggen een baan boven een uitkering. Onze sociale zekerheid en ons arbeidsmarktbeleid heeft helaas niet kunnen voorkomen dat de werkloosheid onder nieuwe Nederlanders onevenredig hoog is, evenals het beroep op uitkeringen. Dat heeft niet alleen een negatief effect op de sociaal economische positie en de participatie van betrokkenen, het zet ook de door ons zo gekoesterde solidariteit onder druk.

Het behouden en versterken van de verzorgingsstaat vergt dat zoveel mogelijk mensen meedoen en bijdragen. Wanneer er tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn die niet kunnen worden vervuld door werkzoekenden in ons land, dan kán arbeidsmigratie een oplossing bieden. Dan moet wel worden voldaan aan een aantal voorwaarden waaronder een ingroeimodel voor de sociale zekerheid. Ons sociale zekerheidsstelsel kan voor tijdelijke arbeidsmigranten die slechts een korte periode hier verblijven niet dezelfde zekerheden bieden. Arbeidsmigratie vraagt om sociale zekerheid op maat. Dat geldt uiteraard niet voor asielzoekers met een verblijfsvergunning. Voor huwelijksmigranten geldt al dat er een onderhoudsplicht is van de Nederlandse partner gedurende de eerste 5 jaar. De PvdA heeft zich steeds verzet tegen verhoging van de inkomensgrens behorende bij die onderhoudsplicht. Huwelijksmigratie moet niet worden voorbehouden aan de rijken.

5.6 Wonen

In stadswijken waar het woningaanbod voornamelijk bestaat uit goedkope sociale huurwoningen concentreren zich allerlei grote problemen, van onveiligheid tot segregatie in het onderwijs. Dit zijn de wijken waar nieuwe Nederlanders de afgelopen decennia massaal hun intrek hebben genomen, vrijwillig maar vooral ook omdat ze daar een woning toegewezen hebben gekregen en omdat woonruimte daar relatief goedkoop is. Oorspronkelijke bewoners kennen hun buurt vaak niet meer terug.

We moeten het ontstaan van parallelle gemeenschappen binnen de Nederlandse samenleving een halt toe roepen. Wijken horen een gezond en gemêleerd aanbod van koop- en (sociale)huurwoningen te bieden. Alleen zo kan de concentratie van achterstanden en problemen worden bestreden (en voorkomen) en alleen zo kan een betere doorstroming in de huizenmarkt op wijkniveau worden bewerkstelligd. Lokale overheden, corporaties en de nationale overheid moeten hier werk van blijven maken: door slim te slopen en te bouwen, door verpaupering tegen te gaan, door onrechtmatige bewoning en huisjesmelkers aan te pakken, door belastingvoordelen te bieden aan ondernemers die voorzieningen terugbrengen en door de uittocht van ‘kansrijke’ bewoners en de intocht van ‘kansarme’ bewoners tegen te gaan.

Integratie vindt  plaats in de buurten en de wijken als mensen elkaar kunnen ontmoeten. De inrichting van de openbare ruimte is dan ook van groot belang. De overheid heeft een belangrijke taak als het gaat om de kwaliteit van wonen en ontmoeten. De PvdA vindt het van cruciaal belang dat álle Nederlanders in goede woningen kunnen wonen. Van bewoners mag verwacht worden dat zij zorg dragen voor de woning én de woonomgeving.

Overheid en bewoners moeten samen ervoor zorgen dat de straten schoon zijn, de openbare verlichting werkt en dat er voldoende ruimte is voor ontmoetingsplekken in de vorm van speelveldjes, skatebanen, banken en parkjes. Schone en verzorgde wijken en buurten nodigen uit om naar buiten te gaan, om mensen te ontmoeten, om in contact te komen met elkaar. De overheid moet haar faciliterende rol samen met mensen vorm geven.

Hetzelfde geldt ook voor het verenigingsleven en voor vrijwilligerswerk. Ook dit is een onmisbare schakel om de verschillen te overbruggen. Ons sociaal kapitaal in buurten en wijken zit onder andere in verenigingen en vrijwilligersorganisaties. Deelname aan het verenigingsleven verbindt, vergroot het vertrouwen in maatschappelijke organisaties en maakt duidelijk dat samenwerking leidt tot samenleven.

De PvdA maakt zich zowel in de wijken zelf als op het Binnenhof sterk voor een goede buurt voor iedereen. Goed en betaalbaar wonen, dat is het kerndoel van ons woningmarktbeleid. Wie woont er niet het liefst in een buurt die veilig is, met voldoende groen, een prettig winkelaanbod en een wijkverpleegkundige en een wijkagent die een oogje in het zeil houden?

Daarnaast moeten bewoners meer betrokken worden bij hun buurt. De PvdA wil de buurt teruggeven aan de bewoners. Door nauw met hen samen te werken, omdat zij het zijn die met de beste ideeën komen. Daarom zetten wij ons in voor inspraak van alle bewoners bij de aanpak van hun wijk en voor het uittrekken van extra middelen ter ondersteuning van bewonersinitiatieven.


5.7        Specifiek beleid

5.7.1    Aanpak van probleemjongeren

De oorzaak van wangedrag van een deel van onze jongeren (helaas meer dan gemiddeld van Nederlands – Marokkaanse en Antilliaanse afkomst) ligt voor een groot deel in het ontbreken van een sterke thuiscultuur – een thuiscultuur die vaak niet aansluit op die van school en straat, en aan onvoldoende sociale controle buitenshuis. Ook de school is vaak weinig dominant in het leven van deze jongeren aanwezig: zij spijbelen veel en vallen uit voordat ze een diploma hebben behaald. ‘Thuis’ en ‘school’ leggen het af tegen de straat, waar een harde, meedogenloze straatcultuur heerst. Respect voor andere buurtbewoners, voor de rechtsstaat en vertegenwoordigers daarvan (politie en justitie) is bij deze jongeren ver te zoeken.

Duidelijk is dit: handhaving staat voorop. Op straat is de politie de baas om te garanderen dat de straat niet van enkelen, maar van iedereen is. Dat garandeert dat de straat niet van enkelen, maar van iedereen is. Om deze reden zet de PvdA zich al jaren in voor extra wijkagenten en veiligheidshuizen. Op plekken waar het misloopt moet tijdelijk extra politie kunnen worden ingezet. Ook moeten de mogelijkheden voor burgemeesters om overlast en criminaliteit aan te pakken worden versterkt als hulpverlening faalt. Uiteraard altijd met de mogelijkheid van rechterlijke toetsing. Dit via uitbreiding van de zogenoemde doorzettingsmacht. De PvdA accepteert het niet dat zowel de schade als de rekening van probleemgedrag op de samenleving als geheel worden afgewenteld. Daders moeten worden gestraft en wij staan pal voor de slachtoffers.

Jongeren die overlast veroorzaken moeten op de huid worden gezeten. Ouders hebben daarbij een belangrijke rol. Scholen hebben met name een signalerende en sociaalpedagogische functie. Juridische procedures voor overlastveroorzakers en straatcriminelen moeten worden versneld. De machocultuur doorbreken we onder meer door zorg te dragen voor effectieve straffen (die i.i.g. niet statusverhogend werken). Als een minderjarige voor de rechter verschijnt, moeten de ouders daarbij aanwezig zijn. Ouders worden financieel aansprakelijk gesteld voor schade aangericht door jongeren tot 18 jaar (nu geldt een leeftijdsgrens van 16 jaar). De financiële schade wordt daarna verhaald op de volwassen dader

Scherpe correctie van ongewenst gedrag heeft ook een preventieve werking. Jongere kinderen moeten zien dat het niet loont om het verkeerde pad op te gaan. Naast repressie – handhaving dus – moet er meer aandacht komen voor preventie. Dat bereiken we via generiek beleid op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt maar ook via specifieke maatregelen. Om te zorgen dat jongeren beter worden toegerust voor hun functioneren in de samenleving, moet de thuiscultuur worden versterkt en moet de school een belangrijker plek in hun dagelijks leven krijgen. Het inzetten van straatcoaches en gezinsbezoekers zoals in delen van Amsterdam, blijkt goed en preventief te werken en verdient navolging in andere delen van ons land.”

5.7.2    Discriminatie tegengaan

Discriminatie mag niet maar is desondanks van alle tijden. De kwetsbare positie van minderheden is ook vandaag de dag een zorg. We zetten de strijd tégen discriminatie en vóór emancipatie voort en intensiveren die waar nodig is. ‘Kleine’ discriminatie is daarbij net zo belangrijk als ‘grote’ uitingen van discriminatie. Iedereen moet een club of discotheek binnen kunnen, ongeacht kleur of afkomst. Dat je je in zo’n horecagelegenheid behoorlijk en fatsoenlijk gedraagt tegenover anderen is niet meer dan normaal. Wie bewezen heeft zich niet aan de regels te kunnen houden mag de toegang worden ontzegd

Geweld tegen alle minderheden, waaronder in toenemende mate joden en homo’s neemt helaas toe. Dergelijk gedrag moet voortvarend worden bestreden – door het organiseren van intensieve voorlichting op scholen en sportclubs, maar ook door wetsovertredingen effectief en consequent te bestraffen. Daarbij dient er bijzondere aandacht uit te gaan naar discriminatie van minderheden door minderheden en voor wegpesten en geweldpleging tegen nieuwe Nederlanders, veelal gepleegd door extreemrechtse jongeren. Ook hier is effectieve bestraffing en preventie van groot belang. Specifieke aandacht richten we op het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt. Een speciaal rechercheteam moet worden ingezet om werkgevers aan te pakken die nieuwe Nederlanders discrimineren. Meldingen en aangiftes moeten snel worden behandeld. Niemand mag op basis van zijn of haar achternaam geweerd uit het arbeidsproces.

Opsporing en vervolging van discriminatie verdienen meer aandacht. Met het oog hierop moeten politie en justitie hun capaciteit versterken, prioriteiten verleggen en, waar nodig, aansturen op een mentaliteitsverandering bij medewerkers. Meldingen en aangiftes moeten nauwkeurig worden geregistreerd en altijd in onderzoek worden genomen. Het is van groot belang voor het rechtsgevoel van burgers dat de overheid discriminatie effectief en zichtbaar bestrijdt.

Daarnaast moet het meer worden gestimuleerd om mensen ook echt aangiftes te laten doen. Te vaak leggen slachtoffers van discriminatie zich neer bij de situatie vanwege een wantrouwen in de afhandeling binnen ons rechtssysteem. Bij aangifte bij de politie wordt discriminatie te vaak als een ander type melding geregistreerd. Wie zich schuldig maakt aan discriminatie komt er op deze manier mee weg en wie het slachtoffer is van discriminatie voelt zich niet serieus genomen. Deze vicieuze cirkel moet worden doorbroken.

5.7.3     Versterken van de positie van migrantenvrouwen

De positie van migrantenvrouwen en hun dochters verdient bijzondere aandacht. De overheid moet zich meer specifiek en  proactief inzetten om vrouwenemancipatie te bevorderen. Te vaak trekken vrouwen aan het kortste eind. Mannen,houden soms hun vrouwen thuis, zich daarbij ten onrechte beroepend op hun geloofsovertuiging of culturele tradities. Meisjes mogen soms hun eigen leven niet vormgeven. Zo wordt het hun moeilijk gemaakt om een plaats in de samenleving te vinden. De Partij van Arbeid steunt alle vrouwen in de strijd voor gelijke behandeling. We stimuleren daarom alle initiatieven die vrouwen kansen bieden om hun leven te leiden in vrijheid –  waaronder aparte activiteiten voor vrouwen.

5.7.4    Selectieve migratie

Asielzoekers

Nederland moet een baken blijven voor vluchtelingen. Dat kan alleen als ons land een streng maar rechtvaardig migratiebeleid voert. Economische vluchtelingen kunnen daarom geen plek vinden in ons land. De asielprocedure moet streng maar rechtvaardig zijn en mag niet jarenlang voortslepen. Asielzoekers die zijn toegelaten moeten zo snel mogelijk kunnen beginnen met integratie. Een effectief terugkeerbeleid voor niet toegelaten asielzoekers is een vereiste. Het beleid moet op Europees niveau verder worden geharmoniseerd om te voorkomen dat landen elkaar beconcurreren op strengheid.

Huwelijksmigranten

Huwelijksmigratie behoort nog altijd tot de grootste immigratiebewegingen. Te vaak zet een dergelijk huwelijk een rem op het integratieproces van de partner die al in Nederland woonde. Voor de Partij van de Arbeid staat het recht op vrije partnerkeuze voorop – iedereen moet kunnen trouwen met wie hij of zij wil. In dit verband is de in ons verkiezingsprogramma voorgestelde verlaging van de leges voor verblijfsvergunningen nog steeds van groot belang. Dat betekent ook dat van dwang om te trouwen nooit sprake mag zijn. Landsgrenzen mogen voor de liefde geen onoverkoombaar obstakel vormen. Wel stellen we eisen aan alle huwelijksmigranten ongeacht het land van herkomst, die er voor moeten zorgen dat zij integreren in onze samenleving. Inburgering begint dus in het land van herkomst en moet hier worden voortgezet: de huwelijksmigrant kiest immers niet alleen voor een partner, maar ook voor een nieuw thuis.

Arbeidsmigranten

Binnen de Europese Unie bestaat een vrij verkeer van werknemers. Arbeidsmigratie, ook vanuit elders ter wereld, kan voordelen hebben voor een vergrijzend Nederland. Toch wil de Partij van de Arbeid wil dat terughoudendheid wordt betracht op het gebied van arbeidsmigratie. Het vanuit een economische behoefte laten instromen van werknemers – zoals in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gebeurde met de ‘gastarbeiders’ – kan tot grote maatschappelijke problemen leiden als dat niet gepaard gaat met een goed integratiebeleid, zo weten we nu. Arbeidsmigratie moet daarom gekoppeld worden aan het absorptievermogen van onze samenleving. Ook moet er bij arbeidsmigratie gewaakt worden voor verdringing op de arbeidsmarkt. De moeizame aansluiting tussen vraag en aanbod op delen van de arbeidsmarkt mag niet leiden tot een keuze voor de weg van de minste weerstand. In het algemeen geldt dat we alles op alles moeten zetten om eerst werklozen aan het werk te helpen, voordat we kiezen voor het faciliteren van arbeidsmigratie.

Daar waar arbeidsmigratie een antwoord biedt op specifieke tekorten op onze arbeidsmarkt maken we onderscheid tussen hooggekwalificeerde kennismigranten voor wie meer kansen moeten komen, middenkader-arbeidsmigranten voor wie de arbeidsmarkttoets blijft gelden en laaggeschoolde arbeidsmigranten voor wie we een terughoudend beleid voorstaan, mede in het licht van de komst van werknemers uit nieuwe EU-lidstaten. Aan de effecten van arbeidsmigratie van laaggeschoolde werknemers uit nieuwe Europese lidstaten op de leefbaarheid van wijken en buurten moet nadrukkelijker aandacht worden geschonken.

Arbeidsmigratie mag niet wringen met het principe van solidariteit. Nadelige gevolgen voor ontwikkelingslanden van arbeidsmigratie naar ons land (braindrain) moeten worden ingeperkt en de voordelen ervan (geldovermakingen, investeringen, kennisoverdracht) moeten juist worden bevorderd. Tijdelijke arbeid in ons land moet niet alleen voordelig zijn voor onze samenleving en economie, maar ook voor die van het land van herkomst van de arbeidsmigrant. Illegale arbeid, uitbuiting en misbruik van arbeidsmigranten moeten worden voorkomen en bestreden. Voor arbeidsmigranten gelden in Nederland dezelfde arbeidsvoorwaarden als voor Nederlandse werknemers.

5.7.5     Actieve inburgering

Inburgering van nieuwkomers begint zo mogelijk (bijvoorbeeld waar het gaat om huwelijksmigratie) in het land van herkomst. Het verplichte inburgeringsexamen is waardevol in dit verband. Behalve op inburgering van nieuwkomers in het algemeen, zet de PvdA in op specifieke aandacht voor de inburgering van  uitkeringsgerechtigden en ouders van schoolgaande kinderen. Inburgeringcursussen moeten kwalitatief hoogwaardig zijn, onderwezen worden door gediplomeerde docenten en moeten maatwerk bieden dat is toegesneden op de individuele mogelijkheden en ambities van immigranten. Het verplichte niveau van het examen is nauwelijks genoeg om direct in te stromen in vervolgonderwijs en tegelijkertijd is het voor velen hoog gegrepen. Dat betekent dat voor de meerderheid tempo en eindtermen hoger kunnen liggen, maar voor enkelen een lager niveau passend is. In sommige gevallen zijn nieuwkomers door bijvoorbeeld een te laag opleidingsniveau of analfabetisme niet in staat om aan de inburgeringstoets te voldoen. Hier kunnen lokale overheden reeds gebruik maken van de mogelijkheid om hen vrij te stellen van de inburgeringsplicht. Verplichte inburgering mag voor mensen die echt niet kunnen geen blokkade vormen voor een permanent verblijfsrecht in Nederland.

Nu de wachtlijsten voor inburgeringscursussen en taallessen op veel plaatsen zijn weggewerkt, mogen de beschikbare plekken niet langer leeg blijven. Er komt een actiever aanbiedingsbeleid, ook voor oudkomers. Voorop staat dat de meeste nieuwkomers graag willen inburgeren. Zij moeten verder worden geholpen. Zo moet kinderopvang beter geregeld worden. We stellen ons teweer tegen het “niet willen”. We accepteren niet dat mensen weigeren om in te burgeren en bijvoorbeeld nalaten te investeren in het leren van de taal. In Nederland vullen we formulieren in – of het nu gaat over een theorie-examen voor het rijbewijs of informatiebrochures van publieke voorzieningen – in de Nederlandse taal. Want je doet niet alleen jezelf tekort als je geen Nederlands spreekt, maar ook je buren, je baas en je collega’s. Bovenal zijn het de kinderen van nieuwe Nederlanders die lijden onder de taalachterstand van de taal onmachtige ouders. Een kind dat pas op zijn vierde, als het voor het eerst naar school gaat, Nederlands hoort, kampt met een achterstand die niet of nauwelijks meer in te halen is.

Asielmigranten die in afwachting zijn van eventuele toelating leren nu slechts in beperkte mate de beginselen onze rechtsstaat en onze taal en cultuur. Met inburgering wordt pas begonnen als de asielprocedure is afgerond. Dit systeem komt erop neer dat echte vluchtelingen lijden onder de aanwezigheid in de asielprocedure van economische vluchtelingen. Dit zorgt vaak voor jarenlange frustraties bij vluchtelingen die uiteindelijk wel in aanmerking komen voor het Nederlanderschap. Aan deze wrange situatie dient snel een einde gemaakt te worden. Ook beperkte arbeidsdeelname van asielmigranten is noodzakelijk om diegenen die uiteindelijk het Nederlanderschap verwerven een zo sterk mogelijke uitgangspositie in onze samenleving te verschaffen.

6.         Onze inzet samengevat

De Partij van de Arbeid erkent de pijn en het onbehagen

De afgelopen decennia hebben veel nieuwe Nederlanders zich permanent gevestigd in ons land. Dat is op zichzelf niets nieuws. Nederland is van oudsher een immigratieland. De Nederlandse geschiedenis kenmerkt zich door een voortdurende in- en uitstroom van mensen die samen ons land hebben vormgegeven zoals het nu is. De Partij van de Arbeid erkent de gevoelens en de problemen die migratie en integratie met zich meebrengt. Dat geldt eens te meer in een tijd van veranderingen in de samenleving onder invloed van globalisering, individualisering en secularisering. Door migratie verandert de samenstelling van de bevolking. Dat gaat gepaard met onbehagen. Bekende sociale patronen zijn verdwenen. Gedeelde omgangsvormen zijn niet langer vanzelfsprekend en breed leeft het idee dat de samenleving steeds minder veilig wordt. Dat is een akelig gevoel als het gaat over het land waar je bent geboren en getogen, het land dat je grootouders, je ouders en jij zelf mee hebben opgebouwd. Ook veel nieuwkomers ervaren verlies en onbehagen. Het verlaten van je moederland, ook al is dat een eigen keuze, heeft grote gevolgen. Een deel van de nieuwkomers vindt weinig houvast in de samenleving. Daarom houden ze vast aan eigen oude en vertrouwde tradities en gewoonten, die ze ook hun kinderen proberen bij te brengen. Veel nieuwe Nederlanders en kinderen van nieuwe Nederlanders die hier al jaren wonen, en Nederland zoals het nu is mee opgebouwd hebben, hebben de indruk dat ze meer dan ooit worden afgerekend op achternaam, huidskleur, afkomst of geloof. Hoe kun je je nog langer Nederlander voelen als anderen je steeds als allochtoon zien en als het onduidelijk blijft wanneer je nou eindelijk ´migrant-af´ bent?

De Partij van de Arbeid biedt perspectief

Integratie is in essentie een taak van burgers zelf. Integratie vraagt van nieuwe Nederlanders de grootste inspanning. Een plek vinden in een nieuwe samenleving betekent loslaten, soms meer dan je lief is. Het vraagt om een keuze voor Nederland. Mensen die hier hun wortels hebben moeten ruimte bieden aan tradities, religies en culturen die van oudsher niet tot de Nederlandse samenleving behoorden. In ons Nederland bouwt iedereen mee aan een gezamenlijke toekomst. Door zich te houden aan de wetten en de regels van onze rechtsstaat. Door het uitoefenen van actief burgerschap -meedoen in de samenleving- door te leren, door te werken en door het Nederlanderschap te koesteren en te beschermen. Door zich te identificeren met elkaar, respect te tonen voor vrijheid, democratie, gelijkheid van mannen en vrouwen en van homo’s en hetero’s, door samen verantwoordelijkheid te dragen voor dit land en de toekomst van onze kinderen.

De Partij van de Arbeid vernieuwt haar traditie van tolerantie: normeren, confronteren en tolereren

Het welslagen van integratieprocessen wordt bemoeilijkt door oververtegenwoordiging van nieuwe Nederlanders in criminaliteit en overlast, door onbeslechte discussies over mannelijke moslims die vrouwen de hand weigeren te schudden, door trammelant over burka’s en aparte inburgeringscursussen voor vrouwen. Het gaat hier om vraagstukken die raken aan de kernwaarden van onze rechtsstaat. Zonder een vruchtbare strategie om ermee om te gaan strandt elk verhaal over het scheppen van kansen en het accepteren van diversiteit op huizenhoge drempels van argwaan en slechte ervaringen. Al dit soort conflicten lossen we op door drie routes in te zetten: a) handhaven van wetten en regels, b) confrontatie en dialoog met andersdenkenden c) het tolereren en accepteren van ruimte voor verschil. Daarbij gaat het om onschadelijk gedrag dat de één wenselijk en de ander als onwenselijk zal ervaren. Deze strategieën kunnen we los van elkaar of in combinaties toepassen. Wij kiezen in een concreet geval altijd de route die de grootste bijdrage aan integratie en emancipatie levert.

De Partij van de Arbeid kiest voor emancipatie

Emancipatie vraagt om het bieden van kansen, het investeren in talent, het wegwerken van achterstanden en het bestrijden van achterstelling. Dat kan alleen maar met een effectieve publieke sector. Onderwijs en werk zijn de werkelijke emancipatiemachines. Schooluitval, werkloosheid en (kleine) criminaliteit zijn in meer en mindere mate terug te voeren op taal- of opleidingsachterstand bij de start van de basisschool en op een gebrekkige opvoeding thuis. Werkloosheid gaat gepaard met achterstand en afhankelijkheid van de sociale zekerheid. De Partij van de Arbeid neemt stelling tegen segregatie langs etnische lijnen. We moeten het ontstaan van parallelle gemeenschappen binnen onze samenleving een halt toeroepen. Leerlingen, collega’s en stadsgenoten moeten met elkaar in plaats van naast elkaar leren, werken en leven. Wij investeren in inburgering, gaan verantwoord om met migratie en bestrijden discriminatie slagvaardig.

De Partij van de Arbeid is uw bondgenoot in een gedeelde toekomst

Er is veel te doen. En de politiek moet dat ook met een groot gevoel van urgentie aanpakken. De PvdA kiest voor strikte handhaving, duidelijke regels en emancipatie.  Maar uiteindelijk is het niet de overheid die integratie kan bewerkstelligen. De overheid kan een brug bouwen over een rivier, maar niet tussen u en uw buurman. Dat moeten u en uw buurman zelf doen Het Nederland dat de Partij van de Arbeid voor ogen staat is een land waar deze bruggen geslagen zijn.

De kaasstolp aan diggelen (2002) De Boer e.a. p.22

CBS Jaarrapport Integratie 2008


Dit artikel is geplaatst in Algemeen, Landelijke politiek en getagged , , , , . Bookmark hier de permalink.

Op dit artikel kan niet (meer) gereageerd worden.